Korte samenvatting
Het rapport Grenzeloze verzorgingsstaat brengt de kosten en baten van immigratie voor de Nederlandse schatkist in kaart. Het is een actualisatie van het onderdeel overheidsfinanciën in de immigratiestudie van het Centraal Planbureau uit 2003.
Kern van de toegepaste methode is dat de kosten en baten over de hele verdere levensloop van immigranten in kaart worden gebracht. De baten verminderd met de kosten noemen we de nettobijdrage. De berekeningen zijn gebaseerd op geanonimiseerde data van alle 17 miljoen Nederlandse ingezetenen. De Nederlandse bevolking groeit door immigratie. Van de 17 miljoen Nederlanders eind 2019, is 13% in het buitenland geboren (eerste generatie) en 11% kind van immigranten (tweede generatie).
De overheidsuitgaven voor immigranten zijn nu vooral bovengemiddeld bij posten als onderwijs, sociale zekerheid en toeslagen. Immigranten betalen daarentegen gemiddeld minder belastingen en sociale premies. Opgeteld blijken de nettokosten van immigratie aanzienlijk: alleen al voor immigranten die binnenkwamen in de periode 1995-2019 liggen deze in de orde van grootte van de totale aardgasbaten vanaf de jaren ’60. Die kosten zijn vooral het gevolg van herverdeling via de verzorgingsstaat. Voortgaande immigratie met de huidige omvang en kostenstructuur zal de overheidsfinanciën toenemend onder druk zetten. Afbouw van de verzorgingsstaat en/of inperking van de immigratie zijn dan onvermijdelijk. De gemiddelde kosten en baten van verschillende migrantengroepen verschillen sterk. Het rapport brengt de verschillen in kaart. Migratie voor arbeid en studie uit de meeste westerse landen en een aantal niet-westerse – met name Oost-Aziatische – landen tonen een positieve uitkomst. Alle andere vormen van immigratie, zijn op zijn best min of meer budgetneutraal of pakken negatief uit. Dat laatste geldt vooral voor de motieven gezin en asiel.
Het opleidingsniveau van immigranten en de citoscores van hun kinderen zijn cruciaal. Als de ouders een positieve nettobijdrage leveren, is de tweede generatie doorgaans vergelijkbaar met autochtonen. Als de ouders een sterk negatieve nettobijdrage leveren, is er bij de tweede generatie meestal ook nog een forse achterstand. Het adagium ‘het komt wel goed met de tweede generatie’ gaat dus niet op.
Immigratie is geen oplossing voor de vergrijzing. Als men het percentage 65-plussers constant wil houden met immigratie groeit de Nederlandse bevolking extreem snel naar circa 75 miljoen eind deze eeuw. Vergrijzing is vooral ontgroening. Er worden veel minder kinderen geboren dan nodig om de bevolking op peil te houden. En immigratie lost de ontgroening niet op. De enige structurele oplossing is een toename van het gemiddeld kindertal. Met migratie de kosten van vergrijzing opvangen lijkt ook geen begaanbare weg. Daarvoor zouden grote aantallen bovengemiddeld presterende immigranten nodig zijn met alle gevolgen voor de bevolkingsgroei van dien.
Immigranten die gemiddeld een grote negatieve nettobijdrage leveren aan de overheidsfinanciën, zijn vooral te vinden onder degenen die gebruik maken van het asielrecht, in het bijzonder als zij afkomstig zijn uit Afrika en het Midden-Oosten. De totale bevolking in deze gebieden zal toenemen van 1,6 miljard nu, tot 4,7 miljard aan het eind van deze eeuw. Handhaving van het bestaande juridische kader, in het bijzonder betreffende het asielrecht, lijkt onder deze omstandigheden geen realistische optie.